In ons land ligt voor circa 347 miljard euro aan infrastructuur. Een groot deel hiervan is in de decennia na de Tweede Wereldoorlog gebouwd en zou zo’n 60 tot 80 jaar mee moeten gaan. Het gebruik ervan is echter geïntensiveerd en vaak zwaarder belast dan destijds bij de bouw voorzien. Veel bruggen, sluizen, kademuren en tunnels zijn dan ook (bijna) aan het einde van de levensduur. De komende 75 jaar is liefst 260 miljard euro nodig om de vernieuwings- en renovatieopgave (V&R) te bekostigen. De verwachting is dat deze kosten de komende jaren al flink stijgen. Maar is deze miljardenuitgave écht noodzakelijk? Of kunnen we de kosten terugdringen en uitsmeren over een langere periode?
Bovengenoemde kostenraming komt uit het 2e Landelijk Prognoserapport Vernieuwingsopgave Infrastructuur dat TNO eind 2023 publiceerde. Op verzoek van de Rijksoverheid, het Interprovinciaal Overleg en Vereniging Nederlandse Gemeenten bracht TNO de omvang van de vernieuwingsopgave in Nederland, na een eerste versie in 2021, opnieuw in kaart. Het in kaart brengen van de vernieuwingsopgave op landelijk niveau is een grote uitdaging vanwege de grote hoeveelheid beheerders en de gewenste informatie, die lang niet altijd beschikbaar is. De prognose is dan ook onvermijdelijk met onzekerheid omgeven, daarover later meer.
Volgens het 2e Landelijk Prognoserapport stijgen de verwachte jaarlijkse kosten voor provincies, gemeenten en andere overheden tussen nu en 2040 naar bijna 3 miljard euro. Dit is veel meer dan begroot. De verwachting is dat de jaarlijkse vernieuwingskosten vanaf 2040 verder stijgen naar circa 3,7 miljard euro aan het eind van deze eeuw. De vernieuwingsopgave van de civiele constructies bepaalt het grootste deel van de kosten. Deze neemt toe van 1,5 miljard euro per jaar tot circa 2,6 miljard euro in 2080. En dus heerst er onrust bij beheerders en eigenaren van civiele constructies: want wat moet er precies gebeuren, hoe urgent is het probleem en hoe gaan we dit betalen? Op het eerste gezicht terechte vragen.
Om deze vragen te kunnen beantwoorden moeten we letterlijk verder kijken dan de beoogde (ontwerp) levensduur van elk van de constructies. In haar 2e prognoserapport gaat TNO in alle gevallen uit van eenop-een vervanging na het bereiken van de verwachte (gemiddelde) levensduur van een constructie. Hierbij is geen rekening gehouden met groei of verandering van de functionaliteit van het areaal, zoals intensiever gebruik of een andere inrichting, of eventuele mogelijkheden voor het (circulair) verlengen van de levensduur. Het TNOonderzoek heeft logischerwijs ook de werkelijke kwaliteit van het areaal niet meegenomen, noch de mogelijkheid tot het monitoren van de actuele staat ervan om de vervangingsmomenten nauwkeuriger vast te stellen en hopelijk uit te stellen. Tot slot is er vanzelfsprekend sprake van veel onzekerheid bij het prognosticeren van de totale V&R-opgave.
We merken in discussies over deze prognoses dat aan bovengenoemde vereenvoudigingen en onzekerheden vaak voorbij wordt gegaan. In het licht van het doel van het prognoserapport zijn deze vereenvoudigingen en onzekerheden begrijpelijk, maar juist daar ligt een belangrijke sleutel tot het behapbaar maken van de V&R-opgave: grip krijgen op de onzekerheden.
Iv grijpt daarom juist hier de kansen om de pijn van de V&R-opgave te verzachten. Dit doen we al vele jaren. Zo maken we constructieve beoordelingen van (arealen van) bruggen en kademuren ter bepaling van de constructieve veiligheid en restlevensduur van de objecten. We doen dat risicogestuurd, van grof naar fijn: op hoofdlijnen waar het kan (bijvoorbeeld met quickscans), en we halen het uiterste uit de constructie als het moet (met inspecties, onderzoeken en berekeningen). Zo zorgen we voor maximale grip met minimale inspanning. We hebben hierdoor al veel constructies ‘van de ondergang’ kunnen redden. De constructieve veiligheid van een object kan veel groter zijn dan op grond van een ‘standaard’ berekening kan worden aangetoond. Dit is iets wat ook menige, door ons ontwikkelde en uitgevoerde, proefbelasting heeft aangetoond.
Een oproep aan alle beheerders: koester uw kunstwerken! Want in veel gevallen is de constructieve veiligheid – en daarmee dus vaak ook de restlevensduur – beter dan verwacht. De soep wordt dus zeker niet altijd zó heet gegeten: het object blijkt dan zonder of met relatief beperkte aanpassingen nog tientallen jaren mee te kunnen, veel langer dan de ontwerplevensduur. In andere gevallen kunnen maatregelen verantwoord worden uitgesteld wanneer monitoring wordt toegepast. Met een uitgebreid palet aan assetmanagementdiensten zorgen we ervoor dat beheerders dat gewenste inzicht in hun areaal krijgen en houden en daarop ook een optimale meerjarenplanning kunnen maken voor het onderhoud of de vervanging van hun infrastructuur. Vervanging is niet het eerste waar we aan moeten denken als een constructie het einde van z’n levensduur nadert: er is zoveel meer mogelijk. We spreken dan ook liever van de instandhoudings-, renovatie- en vernieuwingsopgave: vervangen als het moet, instandhouden als het kan.
Voor Rijkswaterstaat is Iv samen met ARUP en Wagemaker bezig met het in kaart brengen van de constructieve staat van tientallen vaste en beweegbare bruggen in het hoofdwegennet. Aan ons als ingenieursbureau de uitdaging om met de juiste aanpak de juiste keuzes te maken. Indien nodig, en als het verantwoord is, proberen we het uiterste uit de constructie te halen. Zo kunnen fysieke maatregelen verantwoord worden geminimaliseerd en uitgesteld, waarbij de constructieve veiligheid te allen tijde gewaarborgd blijft. Op deze manier dragen we bij aan het reduceren van de hoge maatschappelijke kosten voor de infrastructuur én daarmee belasting voor ons milieu. Zo blijft de instandhoudings-, renovatie- en vernieuwingsopgave voor ons allemaal behapbaar.
Benieuwd hoe we de vervangingsopgave van onze infrastructuur slimmer en duurzamer kunnen aanpakken? Luister naar de nieuwste aflevering van de Cobouw-podcast Doorzagen, waarin Wouter van der Wiel, directeur Infra bij Iv, zijn visie deelt op de vervangingsopgave van onze infrastructuur.
Wouter, directeur Infra en tevens COO van Iv, gaat hier graag over met je in gesprek! Neem contact op via 088 943 3200 of stuur een bericht.